CHARTERS BETREFFENDE DE FAMILIE MARRES* A. Bevestiging testament Franco van Boxberch – 15 febrari 1403
|
ABevestiging testament Franco van Boxberchdoor Egidius de Fiez op 15 februari 1403*† Egidius de Fiez, cantor der O.L. Vrouwekerk te Tongeren, levert een afschrift van het testament van Franco Boixberch, de dato 18 oktober 1366, alsmede van een scheidsrechterlijke uitspraak, in 't Vlaams en van hetzelfde jaar, door Reynere van den Rosen, schepen van Maastricht, tussen Florens, Gheraet en Reynere, gebroeders en kinderen van Gherat van den Roesen, enerzijds en Lambrecht van Boixberch van Susschen anderzijds, betreffende een geschil over bepalingen uit vermeld testament. Dit deed hij ruim vier maanden voor de overdracht van hierin genoemde goederen aan Johan Marres, op 6 juli 1403, zie oorkonde B. * |
Wanneer u op het charter dubbelklikt komt een grote en goed leesbare afbeelding.
* |
Universis et singulis plines bon-s inspectum lge Egidius de Fiez cantor canonicus ecclesie beate Marie Tongren Leodinensis notum factia * bedi testamentum sine lvab sigillo Dm¬ Johannes
(Hier vervolgt de tekst in het Nederlands. In het document staan twee puntjes voor de eerste regel) Wijr Godert van den Rynarde en Florens Weylden schepen te Tricht ghetughen als schepen dat voer ons come(n) syn als voer schepen Florens Gheraet en(de) Reynere gebruders
|
* BCharter met de regeling van de rechten van het bezit te Zussendoor Johan Marres op 6 juli 1403 (1) |
Ex legato La(mber)ti de Boxberch armigeri Hec supra (?) loquitur de quidq- (....)modiis Sclig- in Sichen |
|
* Wij scoutet ende schepenen van Synter Voes hoef van Trecht gheleeghen te Sechghen te weeten scoutet Johan Bolle van Lauffelt ende schepen · Arnout van Stas van Boelre Henric Hezen van Boelre. Adam Mathijs soen van Boelre Willem Culman van Susschen · Peter vander Cytzen ende Johan van Trycht als schepene wer kynnen ende lyden dat voer ons comen syn eerberghe lude ende bescheijden meijster Andries Reijs ende meijster Arnout van Heenis als burghemeijster der stadt van Tongren ende Lyebrecht pottart ende Wyllem Heyten als momberen des hoefs van synte Jacobs gasthuijs van Tongheren ende hebben daer bij gheweest ende aenghesijen Dat de heere van Fee heet gheguet Hennen Morees van Susschen van alsullich goet als Juffrouwe Lysbet voerscreven gheguet hadde van Vroedelinghen te woerdaghe handende waer van Lambrechs weeghen van Box- berch dat Joffrouwe Lysbet voerscreven gheguet hadde Johan van Wassenberch ende Johan van Wassenberch voerssreven gheguet heet den scoutet ene middelinghe gemaect tusschen tussch die bur- ghemeyster der stadt van Tongren met des gheheijte des ghemeij- nen roets ende tusschen dei momberen van Synte Jacobs gasthuys voerscreven met gheheyten bruyderen ende zusteren des hoefs vanden gasthuijse te weeten dat sy aenghesien hebben dat dez hoeff qua lic betaelt waert ende quaden onderpant hebben voer VI ajuden roghen Tongren voer ix capuyn - ende ii andegroet · Alsoe dat dez scoutet ende schepen voerscreven ende noch voele goeder lude hyer onder gheccreven eynen middelinghe hebben ghemaect dat Hennen Morees vorscreven den hoeff vanden gasthuse heet gheguet van eyn half bonre |
|
lants voer Synter Voes hoeff dat gheleghen es te Susschen achter den hoeff van Boxberch aefgedeylt ende ghespleten van xxviii roeden lants luttel meer oft men te eynen onderpande totten onderpande die Lambrecht van van Boxberchhe te voerdaghen ghesat hadde den hove vanden gasthuse voorscreven · Item nae beschreven Item xxiiij roede lants gheleeghen op den berch van Sehghen ende hoven van Sinte Voes hoeff reijnende aen die eyn syde aen heynrick Hesen lant van Boelre ende op die ander sijde reijnende die heeren van Synter Voes van Tricht ende ghelden Lodevyc Quernnian van Trijcht vi vaet roghe trychs · Item xii roede lants ligghende inde hoeff van Boxberch ende hoven van Synter Voes hoeff · Item Brentens hoefken dat helt vii roeden ende hoeff voer Synter Voes hoeff · Item vii roeden lants gheleghen in iii stucken op rozenberch ende hoven te Emboems van Synte Remakels hoeff ende ghelegen te Tweenbbergen den Cees vande Jore · Item ix rouden lants ligghen aen die hede ende hoven van Synter Voes hoef ende ghelden ghezae vanden rosen van Trycht joerlix xii vaten roghe Triechs metten vii roeden vors · Item xii roeden lants syn gheleghen boven Peters vyvken niet verre vanden rosenberghe ende hoven te emboems in Synte Remakels hoeff ende gheleghen te Tweenbergen vanden Jore Cees - Item x roeden lans syn ghele- ghen achter culmans hoeff ende houdende van Synter Voes hoeff ende gheleen Nijs Servoes wijff · jaerlix vi vaet roghen treechs - Item ii roeden hoeffs siet van Lysbeden hoeff van Kestel ende hoeff voerden hoeff van Boxberch · Item vi andegroet ende xv capuyen te weeten der Cees van Boxberch ende doer heet Goeswyn van Wezen dat vierdedeel van de ceese · Item huys ende hoeff te Boxberchhe ende dat ghielt Jueten joerlix xii v roghe triechs dit es dez |
|
onderpant die Lambrecht van Boxbech vors te voerdaghen satte die hove vanden gasthuse vorsscreven voer vi mud roghen mot* ende pachs van Tongheren te Tongheren jaerlix te leveren in Synte Jacobs gast- huse ix apuynen ende ii andergroet · Item van desen vorss vi mudden roghen soe hebben wy die meijere vande stadt ende die momberen des vorcreven hoefs met gheheyte bruyderen en zusteren quyt ghe sconden Hennen Morees iiii vaten roghe Tonghers ende voerde hoeff gheguet van Sintervose met alsulker voerweer de soe woc der vorss Hennen Morees oft syn gherven die nae hem comen sueken niet en betaelden den voorss hove vanden gasthuse · v - ajuden roghe Tonghers te Synte Andriesmisse joerlix ix capuynen ende ii ande groet te kersmisse op Synt Stevens daghe overedaghen tot onser vrouwen liechemisse toe te betalen · Ende soe voor der voor creven Henen Morees oft syn gherven die nae hem comen soelen niet voltacst en hebben joerlix te onser vrouwen kerkemisse pacht ende cees vorss - Soe heet de vorss Hennen Morees sich vervilvert ende verbonden voer ons scoutet ende scepen voorscreven voer hoenne en voer allen die ghene die nae hem coemen soelen dat dez hoeff vande gasthuse vorss des andere dacche nae onser vrouwen lyechtmesse eynen man senden sal met gheheyte der momberen aenden scoutet met diee schepenen ende hennen Morees ende die nae hem comen soelen, dach doen soelen bynnen xv daghen talinghe te bewysen van pachte van acse vorscreven ende van coste die daer op ghedaen es ende soe wor der vorscreven Hennen Morees oft die nae hem comen soelen cii custe sijnde den vorss xv daghen erfheyn taelinghe bewysen van v mud rogge Tongherens ix capuynen ende van ii andegroeten ende aen custe aen scoutet ende scepen ghedoen ende aen den ghenen dien dat beraecht heet vandes hoefs weghen soe woe daer aef enighe faute wese soe maech der hoeff vanden gasthuse vorscreven syn hant slaen aen allen |
|
Synen onderpant voer syn proper erve sonder yet meer daer op te maneren oft sonder yet meer daer aff daecch te doende iii vat ho- ve dat die guede gheteyghen syn ende dat heet der scoutet vorsc der sapen vorss ghelacht · Item daer allen dese vorss voerweerden ende condicien ghemaect woerden daer word by tot den vorcreven scoutet ende scepen · eersame ende bescheyden lude der heere van see her Vranck van Berghe ende Reijner vanden Rose van Rosen van Trecht dese die met hen gheschiede te Tongeren in vrouwen huyghen huys gheneecthen inde maert inde Loctel Inden Jaer M-iiijc-ende iij des sesde dacche van hoijmont ¥ Item J Signat. Wilh. de Crusen notaris ¥ (Hier op zijn kop waarschijnlijk loon van de klerk) Sussen
|
Samenvatting Op 6 juli 1403 verwerft Johan Marres (Hennen Morees) het goed Boxberch uit handen van Egidius de Fiez, cantor van de O.L. Vrouwekerk te Tongeren. Dit goed was eerst in bezit geweest van Lambrecht van Boxberch, armiger oftewel schildknaap, en waarschijnlijk door erfenis overgegaan naar domicella Elisabeth van Vrolingen, zuster van het gasthuis. Het was vervolgens door haar verkocht aan Johannes van Wassenberg en door hem aan de heer de Fiez, die het op zijn beurt overdeed aan Johan Marres. De heer de Fiez had op 15 februari een afschrift getoond van het testament van Franco Boixberch, de dato 18 oktober 1366.
Het land en de gebouwen met hun cijns die bij de hof behoorden waren: |
Halve bunder |
afgesplitst van 28 roeden land te Zussen achter de hof. |
24 roeden |
op de berg van Sichen onder de Sint Servaes hof, tussen land van Heynrick Hesen van Bolre en de Heren van Sint Servaes van Maastricht en belast aan Lodewijc Querimian van Maastricht met 6 vaten rogge. |
12 roeden |
land van de hof onder de hof van St Servaes |
7 roeden |
Brentes hofje onder Sint Servaes Hof. |
7 roeden |
land in drie stukken op de Rozenberg onder de hof van Emboems (Eben) in St Remacles hof en met de jaarlijkse cijns van Tweebergen. |
9 roeden |
aan de Hede onder de hof van St Servaes belast aan Gherae van de Rosen van Maastricht jaarlijks 12 vaten rogge met de vorige 7 roeden. |
12 roeden |
land boven Peters Vyvken niet ver van de Rozenberg onder de hof van Eben in St Remacles Hof belast met de jaarlijkse cijn van Tweebergen. |
10 roeden |
land achter de hof van Culmans onder de Hof van St Servaes en belast aan de vrouw van Nijs Servaes jaarlijks 6 vaten roggen. |
2 roeden |
hoeffs liet van Lysbeden hoeff van Kestel ende hoeff voerden hoeff van Boxberch. |
Hierbij behoorde nog de volgende lasten: 6 andegroet en 15 kapoenen te weeten de cijns van Boxberch waarvan Goeswyn van Weren een kwart heeft.
Behalve de hof zijn dit een halver bunde en 76 roeden land en een tweede hofje van 7 groot roeden. Dit is gelijk aan het onderpand dat Lambrecht van Boxberg eerder aan het Gasthuis heeft gesteld voor 6 vaten rogge jaalijks. Nota BeneDit zijn scans van een van de twee eigentijds gemaakte afschriften van het charter dat is opgesteld voor de schepenbank van Sint Servaes te Sichen. Het oorspronkelijke charter is verloren geraakt. De afschriften bevinden zich in het archief van het Sint Elisabeths Gasthuis van Tongeren dat berust in Stadsarchief van de stad Tongeren in België. * Tot het jaar 1420 zijn er geen aantekeningnen over Boxberch. Vanaf 1420 gaat een Jan Mees jaarlijks cijns afdragen. In 1455 is dat Jan Mees wijf. In 1475 weer een Jan Mees en vanaf 1495 relicta Johannes Mees. Er is geen charter gevonden van de overdracht aan Jan Mees, terwijl de cijns-overdrachten hier wel onveranderlijk continueren. Dit duidt er op dat de overdracht in familiekring plaats vond. Jan Mees moet een zoon of een schoonzoon van Johan Marres geweest zijn. Niet alleen de schrijfwijze van familienamen verandert in deze tijd sterk, de namen zelf doen dat ook nog. In 1500 betaalt een Johan Tertres de cijns. Enige maanden voor de overdracht liet Gilles de Fiez zijn eigendomsrechten nog eens vastleggen voor de schepenen van Maastricht zie: Charter de Fiez 15 febrari 1403 (1) |
* C Charter bevestigend de vrijhandel in Brabant
|
Koopmansechtpaar in Lübeck
|
Dit charter is uitgegeven door de Hof van Lenculen, de schepenbank van de Vroenhof van Maastricht en uitgereikt aan de gebroeders Matthijs, Jan en Reyner Marres van Heukelom. Het bevestigt hun recht op onbelaste vrijhandel in het Hertogdom Brabant. Als gezeten kooplieden, die als burgers van de stad Maastricht onderdanen waren van de hertog van Brabant, zijn zij vrijgesteld van het betalen van belastingen, tollen en cijnsen in het gehele hertogdom. Dit document dat voor de broeders Marres zeer belangrijk geweest zal zijn, is na hun overlijden bewaard gebleven. Het bevindt zich thans in het Historisch Centrum voor Limburg te Maastricht. Hun naam wordt hier nog geschreven als Marees. Een van de drie broers die in het charter wordt genoemd is Reyner Marres. Hij had vier zonen. Een van hen, Matthijs, is de stamvader van de Maastrichtse familie Marres, uit een jongere zoon, Reyner, ontstond de familie Mares. (2) |
Het charter |
De oorspronkelijke tekst |
Wier scoutet ende scepenen shoofs van lenculen geheiten vroenhoff toebehoerende onssen heer den keyser als hartoech van brabant met namen claes daems scoutet johan van eynatten claes daems voerss arnt van bunde herman van overbunde frans scaert jan clut ende arnt theus scepenen doen cont ende certificeeren allen amptluyden richteren scoutitten scepenen burgemeesteren rentmeesteren tolleneren ondersaten ende allen anderen geseten onder eynigen van den landen ons voerss genedigen heeren dien dat aengaen mach dat deese navolgen personen met namen thys marees jan marees ende reyner marees van hoekelom alle ondersaten vanden voerss vroenhoff onder onss voerss genedigen heer geseten geguet ende geerft ende syn coupluyde van veele diverse comenscapen ouch in diversen landen hanterende ende honne comenscapen doende ende om dan franck ende vry te wandelen inden landen van onss genedigen heer soe begeeren wyr scoutet ende scepenen ons voerss genedichsten heeren aen allen heeren ende vorsten ende vort aen allen iusticieeren amptluyden gerichten tolleneren dat sy die voerss persoenen als ondersaten des hartoechdoms van brabant met honnen comenscapen laten vry wandelen keeren passeeren ende verkeeren te water ende te lande by daege ende ouch by nacht los ende vry sonder eynigen tolle oft ongelt vanden selven te nemen in eyniger manieren volgende der vriheit die dat lant van brabant ende ondersaten desselven lants daer van hebben ende gebruyken ende gebruyct hebben over voel jaeren op dat den selven onssen ondersaten egeene noode en sy dat voirder te claegen ten onderhouden vander voerss vriheit daer van dat sy in vrederlyker possessien ende gebruyck syn geweest ende noch huyden by daege syn soe wyr verstaen in orconden der waerheyt soe hebben wyr scoutet ende scepenen voerss inden meesten getaele van ons ende voer die andere onsse siegelen hyr onder aen gehangen gegheven int jaer ons heeren duysent vyffhondert seesendetwintich den achden tach van augusto |
Hertaalde tekst |
Wij schout en schepenen van de hof van Lenculen, genaamd De Vroenhof, toebehorend aan onze heer de Keiser als Hertog van Brabant, met name Claes Daems, schout, Johan van Eynatten, Claes Daems voornoemd, Arnt van Bunde, Herman van Overbunde, Frans Scaert, Jan Clut en Arnt Theus, schepenen, maken bekend en stellen vast voor alle ambtenaren, rechters, schouten, schepenen, burgemeesters, rentmeesters, tollenaars, bewoners en allen die gevestigd zijn in een van de landen van onze voornoemde genadige heer, aan wie dat mag aangaan, dat deze navolgende personen met name Thijs Marres, Jan Marres en Reijner Marres van Heukelom, allen ingezetenen van de voornoemde Vroenhof onder onze voornoemde genadige heer, gezeten, gegoed en geërfd zijn en kooplieden in velerlei handelswaar en ook in verschillende landen hun handel drijven en doen, en om dan frank en vrij te reizen in de landen van onze genadige heer, zo verlangen wij, schout en schepenen van onze genadige heer, van alle heren en vorsten en voorts van alle justiciële- en belastingambtenaren, dat zij de hierboven genoemde personen als onderdanen van het hertogdom Brabant met hun koopwaren geheel vrij laten reizen, gaan, staan en verblijven te water en te land, bij dag en bij nacht zonder betaling van enige tol, belasting of accijns van hun te innen op welke wijze dan ook, volgens de vrijheid die het land van Brabant en haar onderdanen daarvan hebben en gehad hebben zoals dat sinds jaar en dag gebruikelijk is en datzelfde voor onze ingezetenen en dat zij niet eerst moeten klagen om de vrijheid te krijgen die zij altijd al gewoon zijn te hebben en gebruikt hebben en nog steeds gebruiken, zoals wij lezen in eerdere oorkonden. Zo hebben wij schout en schepenen voornoemd met hoge opkomst aanwezig onze zegels en die van de overigen, hier onder aangehangen. Gegeven in het jaar vijftien honderd zes en twintig de achtste augustus. |
|
HOME |