STEENFABRIEK DE BELVEDERE

MAASTRICHT   1908 - 1982

Op het fabrieksterrein van de Belvédère

Op het fabrieksterrein van de Belvédère begin 20e eeuw.
De echtparen Paul Marres, Jos Lalieu en familie

Negen Limburgse industriëlen brengen in 1908 het startkapitaal bijeen voor een nieuw te bouwen fabriek van de Belvédère Stoomsteenfabrieken en kiezelexploitatie N.V. op het Bosscherveld te Maastricht. Deze fabriek is een voortzetting en uitbreiding van de bestaande Stoomsteenfabriek Belvédère van Baeten, Lalieu & Co. Deze fabriek ligt even buiten Maastricht in het Bosscherveld tussen de Caberg en de Silleberg in een gebied waar al 5000 jaar geleden de Bandceramiekers klei wonnen voor het maken van hun aardewerk en sinds de middeleeuwen baksteenovens staan voor de huizenbouw van Maastricht. In het begin van de 20e eeuw waren daar meerdere kleine steenbakkerijen.

Het benodigde kapitaal wordt verdeeld in negentien aandelen waarvan Jos. Lalieu en H. Baeten, die beiden directeur zijn van de bestaande Stoomsteenfabriek, ieder drie nemen, Jos en Paul Marres, beiden directeur van de zoutziederij Jos Marres, nemen er samen vijf, hun neef Joseph Corten neemt één aandeel en enkele steenfabrikanten uit Roermond, Blerick en Venlo zijn samen goed voor de overige 7 aandelen. (1)

Jos Lalieu wordt weer directeur en Paul Marres, die ingenieur is, wordt president commissaris. Samen bouwen zij een groot, nieuw fabrieksgebouw dat de naam Belvédère blijft dragen, de naam van het historische huis waarin Jos Lalieu woont. De nieuwe Belvédère wordt groots opgezet en gaat zijn Belvédère stenen leveren aan het hele land, vooral aan Noord-Nederland en België. (2)

Lalieu stopt in 1920 en dan vraagt Paul Marres aan zijn zwager Ernst Duijnstee, die in Hongarije werkzaam is in het bankwezen om directeur te worden. Duynstee wordt commercieel directeur en hij zal tot zijn zeventigste jaar als directeur aan de fabriek verbonden blijven, daarna is hij nog twee jaar commissaris.

In 1922 wordt Paul Marres vermeld als directeur van de fabriek wanneer hij een rondleiding geeft aan leden van de R.K. Bond van Technici. Na de bezichtiging van de oude fabriek leidt hij het gezelschap naar de in aanbouw zijnde nieuwe fabriek. De 106 meter hoge schoorsteen trok bijzonder de aandacht. (2a) Later dat jaar wordt hij alleen vermeld als eigenaar bij een excursie van de leden van het Natuurhistorisch Genootschap van Maastricht. (2b) In 1925 worden zowel P. Marres als Duynstee beiden alleen als eigenaars vermeld. (2c)

Kort vóór 1929 is C.J. van Schaardenburg technisch directeur naast commercieel directeur Ernst Duynstee. Paul Marres is dan weer president commissaris tot aan zijn overlijden in 1942. Van Schaardenburg gaat op huis Belvédère wonen en blijft directeur tot 1958. (3)

De fabriek fabriceert bakstenen, straatstenen, aanvankelijk ook straatklinkers, metselstenen en gevelstenen. Van de laatste soort heeft Belvédère zelfs een monopolistische positie, die een gevolg is van het feit dat men op de terreinen beschikt over een zuiver geelbakkende grondstof. Er hoeft dus geen bijmenging plaats te vinden. Dit laatste kan soms verkleuring na verloop van tijd mogelijk maken. Voorts beschikt men over een mooi paars-rode grondstof, hetgeen zijn oorzaak vindt in de gunstige ligging tussen alluviale en diluviale kleisoorten.

In 1969 fuseert de N.V. Belvédère met de Koninklijke Steenfabrieken Van Lookeren Campagne N.V. te Zaltbommel en ze gaan voort onder de naam Delta Baksteen Unie. Beiden blijven wel "vrije" fabrieken, hetgeen wil zeggen dat men de eigen verkoop verzorgt. (4)

In 1982 is de fabriek gesloten. De schoorsteen, volgens ingewijden toen de hoogste van Maastricht (5), gaat tegen de vlakte, maar de grote hal van die steenfabriek staat er nog altijd.

Archeologisch, geologisch en paleontologisch onderzoek

Door deze sluiting ontstond de mogelijkheid om in de groeve ten zuiden van de fabriek uitgebreid archeologisch, geologisch, en paleontologisch onderzoek te doen. Dit is van 1980 tot 1990 op een gebied van circa 6 hectare gedaan. Het belangrijkste vondstniveau bevond zich in de fijnkorrelige afzettingen van de Maas, die overdekt waren door een dik pakket lössachtige sedimenten uit de voorlaatste en laatste ijstijd.

Waar de groeve nu ligt bevond zich 250.000 jaar geleden een dicht begroeide moerassige oeverzone van de traag meanderende Maas. Dit landschap, met veel langzaam dichtslibbende oude rivierlopen, was omringd door loofbossen en meer open terreinen op het hoger gelegen land. Bij de opgravingen werden resten van een twintigtal zoogdiersoorten gevonden zoals bosolifanten, steppenneushoorns, reuzenherten, beren en bizons. Bij de resten van een jonge neushoorn zijn de resten van een groot vuurstenen mes gevonden, dat blijkens gebruikssporenonderzoek gebruikt werd voor het opensnijden van de dikke huid. Het is niet aan te tonen of het hier de jacht of aaseten betreft. De aanwezigheid van de moerasschildpad wijst op zomers met een iets hogere temperatuur dan tegenwoordig.

Onder de löss in de zand en grintlagen van het Maassediment lagen midden-paleolithische menselijke artefacten uit het Pleistoceen, het Salien. Verhit vuursteen duidt op menselijke bewoning in deze periode met een rijke interglaciale fauna. De mens hield zich op in een drassig dicht begroeid rivierdal. Het waren vroege Neanderthaler-achtigen, voorlopers van de 'echte' Neanderthalers die later leefden van 120.000 tot 35.000 jaar geleden, een mensensoort die ten slotte vervangen werd door de moderne mens.

Op een ander niveau zijn tussen de löss zijn artefacten van 80.000 jaar geleden gevonden.

De eerste vondsten van boerenaardewerk in de löss-streken die zich uitstrekken van het Rijnland tot in het midden van België, de Lineaire Bandkeramiek, dateren van omstreeks 7300 jaar geleden. In de Belvédère groeve zijn deze producten goed geconserveerd. Zij zijn gemaakt door immigranten uit de Levant die zich daar hadden gevestigd en ook zijn gebleven.

Het is waarschijnlijk dat er veel Maastrichtenaren van hen afstammen maar alleen via hun dochters. Deze bevolking heeft in latere milennia het onderspit gedelfd na invallen van nieuwkomelingen afkomstig uit Oost Europa die de mannen hebben gedood, maar hun vouwen en dochters in hun midden opnamen. Dit verhaal wordt verteld op: Verre Voorouders.

De belvédère groeve in 1908

De Belvédère groeve omstreeks 1908 Belvedere-groeve

De Belvedere groeve.

De stratigrafie van de groeve Belvédère wordt beschreven in Nederland in de Prehistorie onder redactie van Leendert P. Louwe Kooijmans e.a., Amsterdam, 2009.

Noodopgraving Belvédère

Noodopgraving van een kampplaats uit het midden-paleoliticum. De site wordt uitgespaard op een tafelberg, terwijl de löss en het grint rondom worden weggegraven. (6)


Home
Contact