Brouwerij Het PannenhuisCannerweg 262 en Susserweg 2
|
* |
*
Het huisHet Pannenhuis ligt buiten de stadsmuren in het landschap Biesland, in een gebied dat vroeger de Vroenhof werd genoemd, een half uur gaands van Maastricht. Het ligt aan een pleintje waar vier wegen op uitkomen. De weg van Maastricht komt recht op het huis af en slaat op het plein links af. Aan beide zijde van het huis vertrekken wegen, deze lopen in het begin evenwijdig aan elkaar. Aan de oostzijde begint de weg naar Sichen, aan de westzijde die naar Wolder en Heukelom. Het huis is thans een Rijksmonument. De BouwerJohan van Geleen, 1658-1712, heeft het huis laten bouwen. Hij is brouwer in De Stenen Leeuw op de St. Pieterstraat in Maastricht. Een van zijn vier dochters Elisabeth huwt in 1703 als achttienjarig meisje met de 21 jarige jongeman Aegidius Marres, zoon van Servaes Marres, brouwer in De Wildeman op de Brusselsestraat. Hij belooft voor haar en haar man een huis met brouwerij en branderij te bouwen. Blijkens de gevelsteen is de bouw voltooid in 1710. De gevelsteen die vroeger zeker boven de voordeur zal hebben gestaan bevindt zich nu in de achtergevel. Deze steen bevat een wapen en daaronder een banderol met het chronogram: Ioannes Vangelen LIberIs AeDIfICabaM. Vertaald: (Ik) Johannes van Gele(e)n bouwde voor de kinderen. In de vergrootte letters staat hier in Romeinse cijfers het jaartal 1710. In de familie leeft sinds mensenheugenis het verhaal over een Spaanse herkomst. Een mogelijke bron van deze mythe kan het feit zijn dat in het jaar dat het huis afgebouwd is een neef van schoonvader Johan van Geleen, Christiaan van Geleen, kinderloos in Toledo overleden is. Hij was arts en had een fraaie maatschappelijke carrière gemaakt. Hij was hofarts en zelfs Raad aan het Spaanse hof. In 1710 overleed hij en er is toen een forse nalatenschap onder zijn neven in Maastricht verdeeld, maar zover ik kon nagaan deelde schoonvader Jan daar niet in. (23) |
Het Pannenhuis op twee kaarten uit 1748,
|
Het gebouw, dat op de Rijksmonumentenlijst staat, is U-vormig en heeft een oppervlak van ruim 43 aren. Het bevatte vroeger behalve de brouwerij ook een distilleerderij. Hierbij hoort een tuin en moestuin van tezamen 135 aren, en daarbij is er nog ruim 6 hectare land, voor een deel waarschijnlijk voor de teelt van gerst voor de brouwerij en de branderij. (19) |
Voorzijde Pannenhuis in 1950 |
Achtergevel Pannenhuis in 1750 |
Links: Een foto van Het Pannenhuis twee decennia geleden en, na klikken op het plaatje, zoals het ruim een halve eeuw geleden was. Rechts: Een foto van het huis zoals het afgebeeld is op de Maquette van Maastricht, omstreeks 1750 opgemeten onder leiding van de Franse genieofficier Lacher d'Aubancourt en daarna gebouwd te Frankrijk. Deze maquette bevindt zich thans het Palais des Beaux Arts te Lille. Een copie van het centrale deel daarvan is te zien in de hal van het Centre Céramique te Maastricht. Het buitengebied, waarop het Pannenhuis afgebeeld is, ontbreekt hier echter. De hier getoonde foto is genomen van het origineel. Het huis is duidelijk herkenbaar aan de asymmetrische U vorm, waarbij de rechter poot langer is dan de linker. Ook de brouwerij De Fonteyne is daarop te zien. De Maquette met links-voor het Pannnenhuis. Links boven is nog net een stukje Maastricht te zien. (21a) * Zie meer op de: maquette van Lodewijk XVI * De bewonersAegidius Marres, 1682-1722, die meestal Gilis genoemd, en zijn echtgenote Elisabeth van Geleen zullen aanvankelijk vader Lambert bijgestaan hebben in zijn brouwerij De Wildeman op de Brusselsestraat, en na diens overlijden in 1705 nog twee jaar zijn moeder, maar in 1707 beginnen zij voor zichzelf en huren de brouwerij en mouterij De Poorte in de Raamstraat te Maastricht. (21) Wanneer Het Pannenhuis in 1710 afgebouwd is betrekken seigneur Gilles Marres, inmiddels 28 jaar, en zijn echtgenote Elisabeth van Geleen het nieuw gebouwde Pannenhuis. In dat eerste jaar krijgt hij in zijn uitspanning te maken met een aantal vechtpartijen. Gilis tracht te bemiddelen maar krijgt zelf daardoor ook enkele rake klappen. (22) Bij het overlijden van zijn schoonvader Johan van Geleen in 1712 wordt Gilis Marres eigenaar. (24) Gilis sterft in 1722 en zijn weduwe Maria Elisabeth neemt de leiding op zich tot haar overlijden 1730. Hun zoon Jan Marres, 1701-1751, is de volgende brouwer, brandewijnstoker en waard. Als zesjarige schenkt Peter Franssen van Lichtenbergh hem een stuk grond. De reden staat niet in de overdrachtsacte vermeld. (25a) Hij huwt in 1729 Maria Catharina Janssen alias van der Horst. In 1735 wordt hij genoemd als burgemeester van het dorp Wilre, dit heet nu Wolder. (25) het echtpaar Jan Willem Marres en Catharina Mares vormen de volgende generatie die het huis bewoont. Zij is een dochter van Michiel Mares, brouwer en distillateur in de dichtbij gelegen Fonteyne. Michiel Mares behoorde tot de familietak die vanaf het midden van de 16e eeuw te Fall, nu een deel van Val-Meer, leefde, maar waarvan nakomelingen zich later in de Vroenhof vestigden. De broer van Catharina, Michiel Mares wordt in de Franse tijd de eerste maire (burgemeester) van dit tot gemeente bevorderde dorp. De inval van de Franse legers verstoort de rust. Jan Willem zoekt veiligheid in zijn huis in de stad en sterft daar in 1794. Hun zoon Michaël Marres, 1759-1818, huwt Maria Catharina Kruyen, dochter van de Leonard Kruyen, distillateur op de Bisschopscommel te Maastricht. Zij stamt uit een familie van dorpsmagistraten uit oostelijk Zuid-Limburg, trotse figuren die opkwamen voor de belangen van degenen die van hun afhankelijk waren. Grootvader Leonard Kruyen (ook wel Kreuen, Creuen of Creuwen) was schepen van de heerlijkheid Vaesrade en werd gevraagd om tijdelijk zitting te nemen in de schepenbank van het markizaat Hoensbroek, zodat het vereiste aantal van vier schepenen bij verhoren aanwezig was. Creuwen functioneerde als "geassumeerd" schepen van 29 juli tot en met 27 november 1743. Op 28 november bedankte hij voor de eer, omdat hij het niet meer in geweten kon verantwoorden dat hij weer een verhoorprotocol moest tekenen van een gevangene die de dag tevoren na zijn vertrek opnieuw op de pijnbank was gebracht en wiens bekentenissen hij niet had gehoord. Creuwen maakt duidelijk, in een verklaring die hij door advocaat Limpens laat vast leggen, dat schout Franssen niet eens "interrogatoriën ter rolle" indiende, dat hij een "decreet tot tortuur" gebruikte voor meerdere folteringen, die soms gedurende een paar dagen werden voortgezet; bij Matthijs Ponts zelfs zeven dagen lang. Geen der gevangenen had iets bekend tenzij "door swaere torture daertoe gebrocht sijnde". Bij het informeren naar medeplichtigen ging men uit van een gehucht of straat en duidde dan "die persoonen die sij geerne genoemdt hadden gehadt, genoeghsaem" aan. Over het, ook voor die tijd, ver over de schreef gaande gedrag van autoriteiten tegen kleine misdadigers, waarvan men de misdaden opblies tot grote bedreigende wandaden van georganiseerde misdaad, de zogenaamde Bokkerijdersbenden, is al veel geschreven. Leonard Kruyen hield zijn rug recht. (26) Het echtpaar Marres-Kruyen heeft zes kinderen, vier zonen en twee dochters. |
Marie Catherine Marres, de oudste dochter huwt de molenaar en graankoopman Pierre Lemaire. Zij wonen op het Maasmoleneiland te Maastricht. Dit eiland lag in die tijd in de Maas tussen Maastricht en Wyck. Een kleinzoon van hun wordt later in de Belgische adelstand verheven met de titel van Baron en een andere verdriedubbelt zijn familienaam. Hier rechts het levensgroot geschilderde portret als weduwe omstreeks 1849. Agnès Marres, de jongste dochter, huwt Jean Liessens een boer te Sichen-Sussen-Bolre in België. Zij verzorgt later haar moeder op haar oude dag in hun boerderij die daar in 1851 overlijdt. Van de vier zoons wil Leonard Marres, 1802-1822, een kerkelijke loopbaan gaan volgen. Voor zijn middelbare schoolopleiding gaat hij naar het Stadscollege van Maastricht en krijgt daar als 16 jarige na zijn Grammatica-jaar in 1817 een plechtig uitgereikte eervolle vermelding. (27). Hij volgt daarna een opleiding tot priester maar sterft nog tijdens zijn studie in 1822. De drie overige zoons zetten het geslacht voort. |
Catharina Maria Lemaire-Marres
|
Jan Willem Marres, de oudste zoon, huwt een dochter van Henri Prick, brouwer te Sint Pieter en begint in 1826 brouwerij in de Helstraat te Maastricht een brouwerij onder de naam Marres-Prick. Michel II koopt in 1825 tezamen met zijn bruid Anna Bemelmans, dochter van de Maastrichtse brouwer Leonardus Bemelmans, de brouwerij Het Sint Nicolaas Panhuis in de Plankstraat te Maastricht. Later komt deze brouwerij op het Onze Lieve Vrouwe Plein te liggen doordat de daartegenover liggende kerk, de Sint Nicolaas kerk, in 1838 wordt afgebroken. Michaël is de stamvader van de Nederlandse tak Marres. Hubert Willem Marres, 1804-1862, de jongste zoon, is de enige die niet naar Maastricht vertrekt. Hij brouwt verder in het Pannenhuis waar hij in 1833 huwt met de Belgische Ida Vinckenbosch. In 1843 opteert hij voor de Belgische nationaliteit. Hij is de stamvader van de florerende Belgische tak. In Belgisch Vroenhoven start zijn zoon Victor Marres de brouwerij Marres-Thans. Zijn zoon Michael Hubertus Marres, 1834-1870, gehuwd met Maria Josephina Catherina Antoinetta Rosalie Bocken, 1831-1914, is de laatste bewoner van onze familie in dit huis. Hij sterft jong. De weduwe Marres-Bocken verkoopt in 1887 het Pannenhuis aan de likeurstoker Victor Chambille. Deze verbouwt het huis omstreeks 1893, en het zal wel door deze verbouwing zijn dat de gevelsteen in de achtergevel terecht is gekomen. De brouwerij is door deze familie voortgezet want in het jaar 1910 beëindigt de weduwe G. Chambille de brouwerij. De weduwe Chambille verkoopt het huis in 1920 aan een heer Hamers en deze verkoopt het daarna weer aan J.B. Ruyssenaers, oud-administrateur van de Deli Maatschappij. De weduwe Ruyssenaars-van Geffen verkocht het in 1952 aan de landbouwer Castermans. Thans (2024 bevindt zich hier het Hoveniersbedrijf Groencentrum Biesland. |
* |
|
Laatste bewerking: |
Webbeheerder: Boed Marres. |