Gildepenning van de Maastrichtse brouwers

Stoombierbrouwerij
Eugène Marres

Onze Lieve Vrouwe Plein 4-5 Maastricht

Gildepenning van Servatius Marres, 1771

*

Home Marres Brouwerijen contact

*

Eugène Marres I (1847-1922)
     brouwer van 1865 tot 1905

Eugène Marres II (1875-1930)
     brouwer van 1905 tot 1930

Eugène Marres III (1905-1993)
     brouwer van 1930 tot 1946

Eugène Marres, de jongste zoon van Michel Marres, zet na het overlijden in 1865 van zijn vader de firma voort. In 1873 kopen hij en zijn verloofde Rosalie Roebroeck, op dezelfde wijze als zijn vader en moeder dat een halve eeuw eerder deden, ieder de helft van de brouwerij en gezamenlijk worden zij eigenaar.

Hij houdt handhaaft de firmanaam "M. Marres vader" en maar voegt daar na modernisering met nieuwe brouwketels en stoommachines, dat is heel nieuw voor die tijd stoombierbrouwerij aan toe.

Huis en brouwerij Marres op het O.L.Vrouweplein te Maastricht

Eugène Marres

Eugène brouwt meerdere soorten bier, waaronder een nieuw bier dat gedurende twee jaar in grote houten vaten nagiste, het zeer bekend geworden Marres Oud bier. Dit nagisten heette 'lageren'. Op het einde daarvan werd het met vers bier versneden en kreeg het zijn frisse rinse wijnachtige smaak.

In een van de huizen in de Plankstraat was vroeger de Brouwerij De Plank. Deze wordt al vermeld in het jaar 1674. Hier komt een café, later is dat het restaurant Het Plenkske.

De gelagkamer komt aan de andere zijde van de Poort. Dit wordt later een zelfstandig café en wordt later een restaurant en krijgt de oude brouwerijnaam in de Maastrichtse taal: 't Kläöske.

etiket-oud-bier

Hij bouwt in 1886 in de Havenstraat een woonblok van vier verdiepingen en in een nieuwe rooilijn een hoge achtergevel tot aan de Plankstraat.

Het jaar daarop verbouwt hij de fabriek die uitgerust wordt met een in Engeland gekochte stoommachine. Om aan de groeiende behoefte aan ruimte voor de bieropslag te voorzien en ook voor de lagering van Oud bier dat twee jaar moet rijpen, laat hij nieuwe bierkelders bouwen onder de huizen aan de Havenstraat en beide zijden van de Plankstraat. Hierbij wortden huizen Plankstraat 7 en 9 en aan de overkant 10 en 12 tot grotere woningen samengevoegd. De kelders worden onderling en ook met de overige brouwerijkelders verbonden. (73)

In 1894 verbouwd hij het woonhuis op het plein. Het krijgt dan zijn huidige gevel. (74)

Bij deze graafactiviteiten worden een aantal interessante archeologische vondsten opgegraven uit de Romeinse tijd. Deze worden afzonderlijk besproken.

Eugène Marres is in 1901, tezamen met zijn schoonzoon de kantonrechter Edmond Jaspar, Victor Bonhomme, Jacques Seelen, mr. Frans Janssen, Jhr. mr. Louis van der Maesen de Sombreff, medeoprichter van de Zuid-Limburgse Bank. De bank wordt gevestigd in het het huis van de familie Bonhomme, het vroegere Spaanse Gouvernement , waarin nu het museum op het Vrijthof is gevestigd. Bonhomme en Seelen worden directeur, de overigen worden commissaris. De bank gaat in 1913 failliet door fraude van de directeur Seelen, . die daarvoor twee en een half jaar het gevang in moet. (74a)

In 1908 is hij medeoprichter van de Stichting Pro Infantibus te Maastricht. Doel is de hoge kindersterfte in Maastricht te bestrijden. De Stichting richt hiervoor een melkfabriek op en in 1913 ook een zuigelingencrèche, de Crèche Juliana. Maastricht heeft hierdoor een van eerste zuigelingencrèches in Nederland. Vanaf 1927 wordt deze crèche ook medisch begeleid. (75)

Evenals van zijn ooms en neven heeft hij belangstelling voor de politiek. Blijkens een teruggevonden verkiezingspamflet stelt hij zich in 1919 bij de gemeenteraadsverkiezingen kandidaat namens de vrijzinnig of links liberale partij De Economische Bond van Treub. Van Treub is de uitspraak is: Wie voor zijn dertigste geen socialist is, heeft geen hart, wie het na zijn dertigste nog is, heeft geen verstand. Eugène werd echter niet in de raad gekozen waar sinds 1869, dus gedurende 47 jaar, een Marres deel van had uitgemaakt.

Eugène verkoopt zijn bier niet alleen in de directe omgeving van Maastricht. Hij adverteerde in de Noord-Nederlandse dagbladen en zelfs in Nederlands Indië. Hieronder volgt een van de advertenties in het Bataviaasch Nieuwsblad, die van 19 augustus 1914.

Eugene Marres advertentie Nieuws van den dag Ned Indie 8 8 1918 en Bataviaasch Nieuwsblad 1914-08-12

Advertentie in Het Nieuws van den Dag voor Nederlandsch-Indië en in het
Bataviaasch Nieuwsblad, aug 1914.

Evenals zijn vader heeft hij een groot gezin. Negen kinderen worden volwassen, waarvan drie zoons.

De oudste dochter May Marres huwt Edmond Jaspar, een kantonrechter met grote liefde voor de geschiedenis van Maastricht. Hij schreef onder meer in de Maastrichtse taal het bekende boek Kint geer eur eige stad. (76)

De volgende dochter Julie Marres huwt de Venlose steenfabrikant Auguste Canoy.

Elise Marres huwt Charles Hollman, wijnhandelaar en kunstschilder in Maastricht.

Clémentine Marres huwt Fons van den Boorn, leraar Frans aan het Stedelijk Gymnasium.

De jongste dochter Rosalie Marres vertrekt met haar man Jacob van de Velde naar Rotterdam en staat hem daar in zijn huisartspraktijk ter zijde.

Dan volgt Arthur Marres, hij wordt KNO-arts in Amsterdam. Hij huwt Molly Grasé een medestudente en evenals hij een enthousiast sportliefhebber. Thuur is tot zijn laatste snik een enthousiaste roeicoach. Hij sterft in 1959 op 75 jarige leeftijd, aangereden door een motor en op slag dood, na afloop van de Varsity waar zojuist zijn club ASR Nereus, de roeivereniging van de Amsterdamse studenten, de overwinning had behaald. Hij zou hun toen als erevoorzitter een beker gaan uitreiken. Na zijn pensionering was hij enige tijd regent van het O.L.V.G. te Amsterdam.

De jongste zoon Charles Marres vestigt zich als makelaar in effecten in Amsterdam en gaat in Laren wonen. Hij krijgt twee zoons die in Laren 1 spelen dat in hun tijd landskampioen wordt. Beiden spelen ook in het Nederlands hockey elftal.

*

Het gezin Marres-Roebroech in de nieuwe Panhard in 1918

Het gezin Marres met aanhang een eeuw geleden in 1918 vlak na de eerste wereldoorlog in de nieuwe Panhard.

Na de overdracht van de brouwerij aan zijn oudste zoon Eugène II gaat het echtpaar Marres-Roebroeck in de Grote Looierstraat wonen. Zijn echtgenote sterft in 1910. De laatste jaren zal hij zeer goed verzorgd zijn door zijn huishoudster mej. M.J. Simons - haar roepnaam kennen we niet meer - want driekwart jaar voor zijn overlijden in 1922 krijgt zij de zilveren eremedaille verbonden aan de Orde van Oranje-Nassau uitgereikt. (76a)

*

In de Brouwerij

Personeelsleden van de brouwerij Eugène Marres omstreeks 1918.

Personeelsleden van de bierbrouwerij Eugène Marres omstreeks 1918.

Van links naar rechts: wagenvoeder-paardenverzorger met biertje in de hand; tonnenmaker met tonhamer (aanwezig in ons museumpje); Harie Roden met hoed, ploegbaas van 1914 tot 1946;
Twee dragers met een bierton aan het brouwersjuk; geheel rechts met hoed de Heer Stöcker, boekhouder. Zittend: De jongste bediende, kwam uit Bemelen 't Rooth.
Achter allen en nauwelijks zichtbaar is de brouwerskar. (77)

Brouwketels van de brouwerij Eugène Marres

Nieuwe Brouwketels

Verzorger van de biervaten in de brouwerij Eugène Marres - 8 september 1906

Reiniger 8 september 1906

*

De oudste zoon Eugène Marres II (1875 - 1930) huwt met Constance Houtappel, achterkleindochter van Lambert Houtappel die anderhalve eeuw eerder in het huis ernaast de distilleerderij De Rode Hoed dreef.

Het echtpaar Eugène Marres en Constance Houtappel

Het echtpaar Eugène Marres en Constance Houtappel

Eugène Junior krijgt in 1905 de leiding over de bierbrouwerij en koopt zijn broers en zusters in 1922 uit.

Hij is behalve brouwer ook op maatschappelijk gebied actief. Hij wordt zoals veel mannelijke en vrouwelijke familieleden bestuurslid van de stichting "Pro infantibus" opvang voor hulp­behoevende moeders en kinderen, die voor de onkosten van hun zorgvereniging een coöp. melkfabriek exploiteren en een goedkope opvang verzorgen voor de kinderen van werkende moeders in de Crèche Juliana. In 1928 wordt hij voorzitter van de stichting tot aan zijn overlijden.

In de Nederlandse Brouwersbond is hij ook Actief. Hij leidt in 1930 als voorzitter de jaarvergadering die dan in Maastricht gehouden wordt. Zijn zoon Eugène is dan secretaris.

Verder is hij bestuurslid van de Maasvereniging te Limburg, opgericht om de maashandel te stimuleren.

Eugène Marres II overlijdt in 1930 plotseling. Enige maanden daarvoor heeft hij nog de jaarvergadering van de Nederlandse Brouwersbond geleid die toen in Maastricht werd gehouden.

De oudste zoon Willy Marres wil als opvolger niet in aanmerking komen. Hij studeert op dat moment kunstgeschiedenis aan de Akense Hogeschool en voelt zich niet de aangewezen persoon om de brouwerij te leiden. Hij wordt architect en historisch onderzoeker. Hij schrijft onder meer het standaardwerk, tezamen met J.J.F.W. van Agt, "De Monumenten van Geschiedenis en Kunst in Zuid-Limburg".

*

Eugène P.E.J. Marres

Eugène Marres III 1905 - 1993

Eugène Marres III, de tweede zoon, is de aangewezen opvolger. Hij loopt in 1930 stage in een brouwerij in Zuid Duitsland, maar moet deze voortijdig beëindigen om vanaf dan de leiding van de fabrieken op zich te nemen.

Dit zijn op dat moment de bierbrouwerij, een mouterij, een distilleerderij en 21 cafés in eigen bezit in Maastricht, Amby, St. Pieter, Meerssen en Susteren.

Eugène III was ditzelfde jaar al opgetreden als secretaris voor zijn vader tijdens de jaarvergadering van de Nederlandsche Brouwersbond en neemt de leiding op zich van de fabriek, bestaande uit bierbrouwerij, mouterij en 21 cafés in Maastricht, Amby, St. Pieter, Meerssen en Susteren.

Evenals zijn vader is hij actief bestuurs­lid van de Nederlandse Brouwersbond die in 1939 fuseert met de Bond van Nederlandse Brouwerijen onder de nieuwe naam Centraal Brouwerij Kantoor (CBK), destijds gevestigd te Amsterdam thans te 's-Gravenhage. (79)

Hij is medeoprichter en bestuurslid van het Nacobrouw te Amsterdam, opgericht in 1934 door overheid en bedrijfs­leven ter bevordering van de teelt van voor het brouwerijbedrijf geschikte gerst en het bevorderen van gebruik daarvan. (80)

Onze Lieve Vrouweplein 5 en cafe-ca 1930

De poort en het café circa 1930, links nog een stukje van het huis. (78)

Ook wordt hij in 1934 benoemd in de Brouwgerst-Import-commissie (B.I.C.), die in samenwerking met de Nederlandse Akkerbouwcentrale, import en verdeling controleert van al het gerst en mout dat voor de Nederlandse bierbrouwerijen bestemd is. Dit waren toen schaarse grondstoffen. (81)

Eugène vindt in een brandkast een oude gildepenning met het jaartal 1757 en de naam Servatius Marres daarin gegraveerd en hij concludeert daaruit dat de familie sinds dat jaar bierbrouwer geweest moet zijn.

Hij vermeldt dit jaartal als stichtingsdatum op zijn briefpapier. Dat later historisch onderzoek uitwees dat de familie al een eeuw eerder in het brouwersvak actief was bleek een verrassing.

Servatius Marres bleek geen voorvader te zijn, maar een verre neef uit een andere tak, de grootvader de echtgenote van Jan Pieter Nypels, de man van wie het huis een eeuw eerder was aangekocht. De penning zal toen wel bij de koop inbegrepen zijn geweest was.

In de stichting Pro Infantibus komt is Yvonne Marres-Franquinet in het bestuur kortdurend secretaris.

schuilkelder1944.jpg

Het huis op het plein in 2020

Briefhoofd van bierbrouwerij Eugène Marres te Maastricht.

In 1938 koopt hij de familie uit en heeft vanaf dan het geheel in eigendom. Hij is al bezig de fabrieken te en moderniseren. Hij koopt in Engeland nieuwe brouwketels. Uitbreiden kan echter niet wegens de centrale ligging in de stad, maar door woekeren met de ruimte kan er op deze beperkte ruimte nog een mouterij en een fabriek voor kristalijs geplaatst worden. Het aantal cafés groeit van 21 naar 36.

In de oorlog, 1940, 1945, wordt de bierbrouwerij aan veel beperkingen onderworpen en er was gebrek aan grondstoffen voor het bier. Bij luchtalarm werd rende Eugène en Yvonne met hun kinderen Ingeborg en Boedy op de arm naar de kelder, waar we dan de nacht doorbrachten.

In de oorlog - Brouwerij of Boerderij ?
schuilkelder 12 september 1944

In de tweede weeldoorlog die duurde van 1940 tot 1945 was voedsel soms moeilijk te krijgen.
In de paardenstallen van de brouwerij werden nu ook kippen, geiten en schapen en een varken gehouden. Ze zorgden voor eieren, melk, kaas en vlees. Zo was er voldoende te eten voor voor de familie en het al dan niet inwonend personeel.

De Kinderen hadden Identiteitsplaatje om hun hals hangen voor het geval ze verloren of onder het puin mochten raken. Hier het plaatje van Boedy Marres (doorsnee 23 m.m.)
Dit is te zien als de cursor op het plaatje komt.

De oorlog kwam even heel dicht bij

In de tweede wereldoorlog ging de strijd aan Maastricht grotendeels voorbij. Het luchtalarm ging wel vaak af omdat er Engelse bommenwerpers hoog boven Maastricht naar het Roergebied vlogen om daar de bevolking te bombarderen.

In de nacht van 26 juli 1942 werd een Engelse bommenwerper, die op weg was naar zijn doel, opgespoord door een Duitse jager. Hij vluchtte terug naar Engeland. Om sneller te kunnen vliegen maakte hij zijn vliegtuig lichter door zijn bommen te laten vallen. Dit deed hij juist boven Maastricht.

Eén van die bommem viel op de pastorie van de Onze Lieve Vrouwekerk. De pastorie lag aan het begin van de Plankstraat, schuin tegenover het woonhuis van de familie Marres op het Onze Lieve Vrouwe­plein. De ochtend na de bominslag fotografeerde Eugène Marres vanaf het balkon van het huis de verwoeste pastorie.

Bij luchtalarm gingen we naar de schuilkelder en gedurende de bevrijdingsdagen in september 1944 sliep de familie en het personeel daar ook. Gelukkig komen we ongeschonden de oorlog door. De foto in de kelder is gemaakt op 12 september 1944 (Foto's: Eugène P.E.J. Marres)

schuilkelder1944 Bom op de pastorie

*

Het einde van een Tijdperk

Advertentieblad voor Limburg 25 november 1944

Deze onderbreking van de activiteiten was gelukkig van korte duur, maar geeft aan hoe groot de problemen in en ook na de oorlog geweest zijn.

Na de moeilijke jaren in oorlogstijd en in de onzekere jaren na de bevrijding vechten de brouwerijen voor omzet. Voor de kleinere brouwerijen worden de noodzakelijke investeringen te groot en Eugène besluit dan de eeuwenoude familietraditie van brouwer te beëindigen. Er wordt daarom besloten een een contract met de brouwerij Brand sluiten.

De brouwerij is opgeheven op 1 augustus 1946. Dan wordt de overeenkomst gesloten waarbij de brouwers­rechten en verkoopfaciliteiten aan de Brouwerij van Brand te Wylre worden overgedaan. De fabrieksgebouwen zijn in 1979 afgebroken om plaats te maken voor een appartementen­complex.

Het woonhuis op het O.L. Vrouweplein wordt in 1962 aan de gemeente Maastricht verkocht, en na verschillende eigenaars is er thans een kunsthandel de O L Vrouwe galerie in gevestigd.

Eugène III krijgt in 1982 tijdens een feestelijke bijeenkomst in de voormalige brouwerij Bosch, die overigens nog geheel intact is, door dr. R. Philips, directeur van het Sociaal-Historisch Centrum van Maastricht het eerste exemplaar aangeboden van het boekje Mestreechs Aaijt, Geschiedenis van de Maastrichtse brouwers en hun bier, een uitgave in de Historische Reeks Maastricht van de hand van de directeur van het centrum.

Dit werk beschrijft de geschiedenis van de Maastrichtse brouwers en hun bier. De brouwerijen Marres krijgen ruim aandacht, mede doordat er voor dit werk veel historisch materiaal ter beschikking is gesteld.

De brouwerspenning van Servatius Marres uit 1757 siert de omslag.

Drie generaties Marres

Drie generaties: Evert Marres, Boed Marres (Eugène Marres IV) en Eugène Marres III bestuderen
Mestreechs Aajt in 1982

Het definitieve einde

In het jaar 2000 werd de vier en vijftigjarige relatie Marres-Brand, die door beide partijen zeer was gewaardeerd, beëindigd. De brouwersrechten en verkoopfaciliteiten zijn toen aan Heineken verkocht. Met enige weemoed werd dit feit door Guus Brand, Ingeborg en Eugène IV Marres afgesloten met een goed afscheidsdiner dat werd aangeboden door de eveneens aanzittende directeur Joseph Mayeur.

*

Archiefsnippers

Een uitvoerige verhandeling over Zuid-Nederlandse bieren, waarin ook uitgeweid wordt over Maastrichtse bieren is te lezen, althans voor degenen die het oude Latijn beheersen, bij J.B. Vrancken, Responsum ad quaestionem ab ordine mathematicorum et physicorum pro positam: Exponatur Cervicias ... parari possunt ?
Vertaald: Antwoord op de voorgelegde vraag van wis- en natuurkundige orde: Kan uiteengezet worden hoe bieren .... gemaakt worden ? Leuven 1826. (82)

Marres bier had een alcoholpercentage van ongeveer 4%. Er was jong bier, dat enige maanden werd gelagerd, en oud bier dat een jaar bleef liggen.

Oud Bier werd versneden met bier dat onverkocht terugkwam. Dit was soms "omgegaan", maar dat was niet bezwaarlijk. Oud bier was helder maar werd op verzoek van sommige caféhouders enigszins donker gekleurd door caramel. Het was rins van smaak. Het was zeer in zwang. Gezoet bier was er niet.
Een uitgebreide verhandeling over het Maastrichtse bier vindt U bij Philips met name pagina 41 en verder.

In het brouwerijarchief van de brouwerij Eugène Marres bevinden zich reglementen betreffende het productie­proces, brouwrecepten en recepten voor de likeurstokerij. Het brouwrecept van Eugène Marres is bewaard gebleven. Het is te vinden in zijn: Rode cahier op de pagina’s 12 t/m 17. Wanneer je de cursor plaatst op het kleine plaatje boven het paginanummer zie je de betreffende pagina groot verschijnen op de plaats je een rode kaft staat. Een moderne brouwer kan hopelijk nog iets maken met deze recepten.

Het oude grootboek van de brouwerij Eugène Marres

Het oude Grootboek.

Ook zijn er documenten betreffende de bierproductie te Maastricht in de 19e en de eerste helft van de twintigste eeuw. Hieruit blijkt duidelijk de noodtoestand waarin de Nederlandse brouwerijen zich in de crisisjaren bevonden.

Tevens zijn er enkele documenten afkomstig van 'De Nederlandse Brouwersbond' een voorloper van het Centraal Brouwerijkantoor, het CBK. Van deze bond is geen archief bewaard gebleven, en dit zijn ook maar schamele resten. Eugène J.H. Marres en zijn zoon Eugène P.E.J. Marres waren hiervan in de eerste helft van de vorige eeuw bestuursleden.

Restanten

Olielamp.

Koperen Olielamp

Lichtbron in de bierkelders,
19e eeuw.
(Collectie: E.R. Marres te Almere)

Koperen Bieremmer

Koperen Bieremmer

Gebruikt voor het afvullen van de biervaten met vislijm,
19e eeuw.
(Collectie: E.C.W.L. Marres te Amsterdam)

Koperen Zeef

Koperen Zeef

Gebruikt voor de toevoeging van vislijm als klaringsmiddel,
19e eeuw.
(Collectie: E.R. Marres te Almere)

IJzeren Kuipershamer

IJzeren Kuipershamer

Deze hamer wordt in de hand gehouden door de kuiper op de personeelsfoto hierboven - 19e en 20e eeuw
(Collectie: E.C.W.L. Marres te Amsterdam)

Bieretiket van de brouwerij Eugène Marres te Maastricht.

Bieretiket

Speelkaart van de brouwerij Eugène Marres te Maastricht.

Speelkaart

Bierviltje van de Brouwerij Eugène Marres te Maastricht.

Bierviltje

Beugelflesdop Bierbrouwerij Eugene Marres 1

Beugelflesdop

Beugelflesje Marres bier

Beugelfles

Beugelflesdop Bierbrouwerij Eugene Marres 2

Beugelflesdop

Bierbeurs te Roermond omstreeks 1935

Bierbeurs met Marres bier te Roermond omstreeks 1935 Reclamebord Marres Beer Gief Plezeer

Reclamebord gedurende 75 jaar goed bewaard en hier nu even in de tuin van Rolf in Teuven (B.)

lofzang op Marres bier

lofzang op Marres bier

Prijslijst Marres bier

Prijslijst Marres bier

N.B.: Klik op deze laatste plaatjes om de tekst te lezen.

*


Laatste bewerking:

Webbeheerder: Boed Marres.